Het is 13.15 uur, de gezellige drukte van de ochtend en aansluitende lunch zijn achter de rug. Een aantal bewoners doet een middagdutje en ik maak nog snel een bed op.

Terwijl ik bezig ben hoor ik opgewonden stemmen vanuit de huiskamer. Op de gang aanschouw ik het tafereel: 3 bewoners lijken onenigheid te hebben met elkaar. De eerste vrouw loopt te huilen, haar familie vertelde dat zij altijd een grote hekel aan ruzie had; zij kan hier dus heel slecht tegen. De tweede vrouw, -zij denkt dat de woning haar werkplek is-, loopt de andere twee uit te foeteren en zegt ‘dat ze gewoon eens aan het werk moeten in plaats van te lanterfanten.’ Ook die emotie begrijp ik: in het ziekenhuis waar zij jaren werkte, was ‘niets doen’ geen optie. De derde vrouw is Jits. Zij herkent die ‘bazige vrouw’ van eerdere aanvaringen en wil weg. Bovendien is ze meer bescheiden van aard en een stuk kleiner: mogelijk voelt zij zich onveilig.

Jits is een lieve, zorgzame moeder van 3 kinderen en trotse oma. Zij had, tot ze bijna 2 jaar geleden bij ons kwam wonen, best een leuk leven.  Ze schilderde, speelde saxofoon en is zelfs een keer met haar kleinzoon naar New York geweest. Genoeg sociale contacten, altijd iemand over de vloer of zij bij hen. Winkelen, terrasje pakken: voor de gezelligheid en ook omdat Jits moeilijk alleen kon zijn. En vooral dat laatste breekt haar steeds meer op alsook het gemis van haar (klein) kinderen die ze nog herkent. Want ook al komen zij zo vaak mogelijk: het grootste deel van de dag is zij toch zonder hen. Bovendien is zij vrij snel vergeten dat ze op bezoek waren.

De laatste tijd wisselt haar stemming sterk: van het ene op het andere moment slaat deze om en als zij verdrietig is helpt het soms om haar te vertellen dat niet zij, maar haar ziekte ervoor zorgt dat ze in de war is. Het woord ‘Alzheimer’ noemen kan een opluchting betekenen.

Terug naar de situatie: ik besluit in een opwelling de Sintmijter te pakken die op een dressoir ligt. Ik zet hem op, loop argeloos langs de dames en doe net alsof ik de gordijnen fatsoeneer. Binnen 10 seconden klinkt er een eenduidig gelach en Jits komt naar me toe: ‘Wat ben je toch een doerak!’ en ze schatert. Ik nodig haar uit om de Pietenmuts op te zetten en we maken een selfie voor de familie. Dit doe ik ook met de andere twee dames en een kwartier later zit er één bewoner in de relaxstoel ‘pauze’ te houden, want dat hebben we verdiend na hard werken, de ander kijkt haar favoriete tv-programma en ik loop mee met Jits naar haar slaapkamer voor een dutje. ‘Dag Sinterklaasje’, zegt ze lachend als ze eenmaal ligt.

We troosten, knuffelen, luisteren en drogen tranen: en het is allemaal goed. Maar soms, zoals vandaag, hebben we samen lol. Laten we, zéker in deze tijd, vooral niet vergeten te lachen.

Marie-Louise Noltee, woonzorgbegeleider in de Arcade in Ermelo